
Mechthild Poschlod – (1958 Gelsenkirchen) Van 1979 tot ’81 leertijd als keramist, van 1982 tot ’87 studeerde zij beeldende kunst aan de kunstacademie Kassel, keramiek bij prof.Ralf Busz en Young-Jae Lee – zij woont sinds het midden van de jaren negentig in Kassel.
Het is verbazingwekkend om te zien hoe bepalende formele talen doordringen en een effect blijven hebben op het genre van het keramische vat. Mechthild Poschlod komt van de “Kasseler Schule”, ooit ondogmatisch opgericht rond 1960 door de revolutionaire keramist Walter Popp aan de kunstacademie in Kassel en daar later voortgezet door zijn leerling Ralf Busz, leraar op zijn beurt van Mechthild Poschlod, naast de Koreaanse Young-Jae Lee.
De werken van Mechthild Poschlod zijn zacht, bedaard, waardig en toch merkbaar bepaald door een vleugje ‘Kassel’: krachtig en perfect gedraaid, dikwandig en toch evenwichtig en delicaat. Meestal klein werk – schalen met pootjes, schalen, borden, vazen met geknikte wand – met een meestal monochroom, nobel glazuur, mat of glanzend, soms met een fijnmazig craquelé, al met al getuigend van de wil om het vak te vormen en te beheersen. Niets wordt aan het toeval overgelaten; gevoelige, genuanceerde beslissingen prevaleren: Hoe esthetisch nauwkeurig een harde breuk in het silhouet van een vat is getrokken. Hoe de rand en de kant worden benadrukt. Waar geleding de gedraaide vorm onderbreekt en tegelijkertijd juist voortzet. Nog afgezien van de rijke maar ingetogen kleuren die uitsluitend van de glazuren verkregen zijn door oxiderend bakken. Zie de stabiliteit van een vat, zelfs bij een smal voetje, dankzij de interne massaverdeling. Zo’n fijne, zelfs subtiele formulering van het vat is tegenwoordig zeldzaam geworden en moet stap voor stap worden gevolgd en genoten als een compositie in zijn totaliteit.
Deze bijna klassiek-moderne positie, die nu zo zeldzaam is, komt nog nadrukkelijker en explicieter tot uiting in de sculpturale werken samengesteld uit panelen: strikt gecomponeerde, langwerpige, gereduceerde doos- of kubusobjecten met wittige engobes en tenslotte geslepen en gepolijste oppervlakken.
Tekst: vrij naar Walter Lockau.